Een negatieve studiehouding speelt uiteraard een rol bij de beoordeling van het kennen en kunnen van de leerling. Dit hoort in beginsel bij de resultaten voor dagelijks werk. Men kan dan ook stellen dat een zwakke studiehouding normaal gezien zijn weerslag zal vinden in (zwakke) resultaten voor dagelijks werk.
Daarnaast kan men zich afvragen of de studiehouding – bijkomend – nog een rol mag spelen in de eindbeoordeling door de klassenraad. De Raad van State is hierin bijzonder duidelijk: de studiehouding mag geen doorslaggevend element zijn in de deliberatie (lees dus: de enige reden om een B- of C-attest op te leggen).
Voorbeeld
Een leerling van het vijfde jaar Toerisme behaalde drie jaartekorten. De klassenraad besloot een B-attest op te leggen (clausulering TSO). In beroep motiveert het beroepsorgaan de beslissing niet op basis van de cijfers, maar wijst het eigenlijk enkel op het feit dat de tekorten van de leerling eerder het gevolg zijn van te weinig inzet (en niet van een gebrek aan capaciteiten) om de clausulering te verklaren. Het voorstel van de leerling om bijles te gaan volgen, vindt de beroepsinstantie weinig geloofwaardig omdat hij daartoe in het voorbije schooljaar ook al aangezet was maar dit toen nagelaten heeft. Het B-attest werd hier dan ook doorslaggevend gemotiveerd op basis van de studiehouding van de leerling (en niet op basis van zijn resultaten en de impact daarvan op het al dan niet mogelijk succesvol afleggen van het zesde jaar Toerisme).
Het mag dus enkel aangewend worden om de andere motieven (lees: de behaalde resultaten) aan te vullen en te versterken. Daarnaast is het geen ontoelaatbaar element bij het uitvoeren van de inschatting van de bekwaamheid van de leerling om hogere studies succesvol af te leggen.
Voorbeelden
Een leerling van het vierde jaar Latijn-Moderne talen behaalde op de kerstexamens zeven tekorten, in juni behaalde hij nog vier tekorten. Op ongeveer de helft van de vakken behaalt hij een jaarcijfer onder 55%. Hij krijgt drie bijkomende proeven opgelegd, voor twee daarvan slaagt hij, voor wiskunde behaalt hij 25%. De klassenraad beslist een C-attest op te leggen, omdat de resultaten op de bijkomende proef te zwak zijn, de leerling twee jaartekorten heeft die niet goedgemaakt werden (aardrijkskunde en wiskunde) én omdat zijn studiehouding niet in orde is (‘studiehouding verwaarlozen’, ‘onvoldoende resultaat, onvoldoende inzet’). Conform het schoolreglement wordt de studiehouding meegenomen in de resultaten voor dagelijks werk. Hier klopt dat ook: de leerling behaalt lage scores op dagelijks werk. Ook is het op basis van het dossier duidelijk dat er doorheen het schooljaar meermaals opmerkingen gemaakt werden over de studiehouding van de leerling. De leerling voert aan dat hij deelneemt aan verschillende buitenschoolse activiteiten, maar de Raad van State ziet niet in hoe dit kan bewijzen dat hij wel de nodige studie-ijver aan de dag heeft gelegd. Ook het feit dat de leerling privébijlessen genomen heeft, doet geen afbreuk aan de resultaten zoals die door de klassenraad vastgesteld werden.
Het boek ‘Een schooljaar in rechtsregels’ start met het weergeven van een aantal juridische basisprincipes van het onderwijsrecht. Ook het onderwijsrecht dat relevant is voor de individuele lesgever (het motiveren van examenresultaten, de resultaten van de GIP, het berekenen van het jaarcijfer enz.) komt aan bod, alsook de deliberatie door de klassenraad. Het is doorspekt met praktijkvoorbeelden.